Coín

Coín Properties

Coín’s gemeentelijke grondgebied strekt zich uit van de grote hoogten van het Alpujata gebied ( één van de bergmassa’s die het binnenland van de westkust scheiden ), naar het centrum van de Guadalhorce-vallei regio. Deze afdaling is subtiel , maar toch zijn er sterke contrasten waarneembaar, niet alleen in de veranderende contouren van de aarde, maar ook in de soorten gewassen en begroeiing . Dus, terwijl dennen en kurkeiken in overvloed aanwezig zijn in de bergen, wordt het landschap van de lagere niveaus overheerst door boomgaarden en tuinen en in de buurt van de rivier de Guadalhorce verschijnen grote hoeveelheden citrusbomen en zelfs subtropische gewassen.

Met een gematigd klimaat, gunstige terreinen en een overvloed aan water van de rivieren Pereilas en Grande (zijrivieren van de Guadalhorce)  dat hier doorstroomt , is het niet vreemd dat in een gebied als dit de eerste menselijke nederzettingen optraden tijdens het Paleolithicum . Deze plaats was bekend als de ‘Taller’, ofwel de werkplaats van Ardite die materialen aanvoerde voor het maken van werktuigen tijdens deze prehistorische periode . Terwijl opmerkelijke plaatsen uit de Ijzertijd te vinden zijn in Cerro Carranque en Llano de la Virgen), is het toch deze die is uitgeroepen tot een “Bien de Interes culturele” (Eigendom van cultureel belang).

Een andere archeologische plaats , de Cerro del Ajibe , levert het bewijs van de doorgang van de Grieken, Feniciërs, Iberiërs en Romeinen door dit gebied, en begraafplaatsen uit de Visigotische tijd zijn gevonden op de Cerro de las Calaveras. Dit alles geeft aan dat de gemeente Coín voortdurend bewoond werd sinds zeer oude tijden tot op heden.

De effectieve stichting van Coín was echter tijdens het islamitische tijdperk. Volgens de kroniekschrijver Abderraman III werd de voormalige Romeinse nederzetting in het jaar 920 versterkt door een hooggeplaatste persoon uit Cordoba, genaamd Dakwan (Coín). Dakwan zou een zeer belangrijke rol gespeeld hebben in de campagnes van Abderraman III tegen de Muladi rebel Omar Ben Hafsun tot 928 , het jaar van de val van Bobastro (Omar Ben Hafsun’s hoofdkwartieren).

Coín Properties

Drie eeuwen later verwees de Marokkaanse historicus Ibn Adhari naar Coín als ‘Castro Dakwan’ (Dakwan Fort), wat heeft doen vermoeden dat de oorsprong van de naam van de stad van Romeinse of op z’n minst Mozarabische afkomst is. Vooral gezien het bestaan van een Mozarabische grotbasiliek in de buurt van het dorp, wat wijst op het bestaan van zo’n gemeenschap voorafgaand aan de komst van het leger van Abderraman III. Tijdens de Moslim periode werd vooral de landbouw ontwikkeld in deze gemeente en, zoals in andere plaatsen in Andalusië, is een deel van de irrigatie-infrastructuur nog steeds bewaard. Ongeveer in 1480 werd het een middelgrote nazirener stad, met enkele 3.000 inwoners . Met in het achterhoofd gehouden dat in die periode Málaga enkele 20.000 inwoners telde en Granada ongeveer 50.000.

De stad viel in handen van Christelijke troepen in 1485, een feit dat wordt weerspiegeld in het bekleedde metselwerk in de koorkamer van de Toledo kathedraal . Daarna beval de katholieke koning meteen de sloop van het fort , omdat , gezien zijn omvang, het te duur was om een garnizoen te onderhouden voor zijn verdediging. Twee jaar na de verovering werd de plaats opnieuw bevolkt en het land herverdeeld, en vanaf het begin van de zestiende eeuw vertoonde het dorp een constante toename van de bevolking. Het is de mening van sommige schrijvers dat Coín in 1594 de eer had een bezoek te hebben ontvangen van Miguel de Cervantes, toen de grote schrijver een baan had als tollenaar voor de kroon.

Er waren 700 boomgaarden en kwekerijen in 1773 waarin allerlei soorten groenten en fruit gekweekt werden . Het platteland produceerde tarwe, maïs, olijfolie, gerst, hennep, vijgen, honing, zijde, etc. en had ook 14 oliemolens en 20 graanmolens, in een tijd waarin de bevolking slechts 1800 inwoners telde. Coín ging de moderne tijd in in de twintigste eeuw met de opening van een spoorweg (die nu niet meer bestaat) die deze plaats verbond met de stad Málaga (1913). In 1930, kende Alfonso XIII het de status van Ciudad (stad) toe en haar stadhuis het recht op de benaming ‘Uitstekend’.

150 Eigendommen